top of page

024. Het mag niet bestaan

  • snoeijkees
  • 21 mrt 2021
  • 19 minuten om te lezen

1.

Het mag niet bestaan.


Zaterdagochtend heel vroeg. De ochtendmist begeleidt een autorit van bijna twee uur. De weersomstandigheid laat niet toe dat mijn gedachten afdwalen. Het doel is de Friese kust, om daarna te gaan wadlopen. Ik ben net zo onbekend als de meeste deelnemers. Soms wandelt het alleen veel beter, vooral als het tempo te verschillend is.


Al vaker eerder het wad op geweest, de ene keer loopt het alsof het een vlakte is, een andere keer zak je bij elke stap behoorlijk weg en is het waden tot aan de borst. Zwemmen komt alleen voor bij de grotere geulen. Dat zal vandaag zeker niet gebeuren. Deze tocht staat bekend als niet al te moeilijk.


Er staan al auto’s op iets wat je een parkeerplaats zou kunnen noemen. Zo een twintig mensen tel ik. Sommigen praten met elkaar, anderen wachten in stilte. De gids is er nog niet. Na het wisselen van schoenen en het (in)pakken van mijn rugzak loop ik voorbij een watertje, omgeven door een redelijk steile met gras begroeide wal, dat uiteindelijk weer als doel heeft om de modder van schoenen en kleding te spoelen voor deze in een grote plastic zak te doen. Achterin mijn auto ligt schone kleding.


Na ruim een half uur is de groep uitgegroeid tot zo een vijftig mensen, klaar voor vertrek. De gids, met de karakteristieke stok en geheel in het donker gekleed, houdt een klein praatje over wat hij de komende uren verwacht. Ik zie tijdens dit praatje zijn ogen dwalen over het schoeisel van alle deelnemers. Zonder er woorden aan te besteden, wijst hij naar enkele schoenen. De veters moeten vast. Terwijl we aandachtig luisteren, trekt de mist weg en is de zon af en toe zichtbaar. Ideaal weer om te wandelen over het wad.


We gaan als een heel brede groep richting de dijk, daar aangekomen lopen we al grotendeels achter elkaar. Daar ik nogal van overzicht houd, loop ik helemaal achteraan, ook omdat ik graag zie hoe mensen reageren op wat dan ook. Vlak voor we het wad op gaan, kijk ik nog even om. Het landschap is vaak zo mooi bij de opkomende zon. Ervan overtuigd dat ik de laatste van de groep ben, kan ik niet helemaal plaatsen dat er nog iemand zo een vijftig meter achter mij loopt. Ze zwaait. Ik kijk naar de groep, iedereen loopt door, al deels op het wad. Zij hoort vast bij de groep en is te laat gearriveerd. Ik loop heel langzaam door. Door het tempo waar zij in loopt… het is een vrouw… zal ze zo aansluiten.


Hijgend vertelt ze dat ze autopech had, gelukkig heel vroeg was vertrokken en daarom net te laat was. Ik herken haar direct. Willemijn, iedereen noemde haar Wil of Willy. Ik weiger om afgekorte eigennamen uit te spreken of diegene moet dat echt willen. Wadlopen, zij? Ik besluit niets te zeggen. Het is zeker twintig jaar geleden dat we met een kleine groep aan een omvangrijk project werkten.


We lopen iets steviger door om dicht bij de groep te blijven. Ze vertelt enthousiast dat het haar eerste keer is. Minstens zo enthousiast vertel ik dat het voor mij de zoveelste keer is, maar het nog steeds even boeiend en mooi is. Ik wijs naar de meeuwen boven het nu heel langgerekte lint van mensen die de eerste honderden meters slik overbruggen. Ze pakt een fototoestel, maakt meerdere foto’s en keert zich dan naar mij. “Voor het archief, even lachen.”


Nog voor ze afdrukt, laat ze het toestel zakken. “Jij, ben jij het echt?” Ik knik, maar dan slaat mijn hart over. Deze vrouw heeft heel veel meegemaakt. We kijken elkaar een paar seconden aan. Nee, geen vonk, maar zo veel herkenning. Nog voor we elkaar een hand geven herken ik nog iets in haar, maar dat gaat ze me zelf zeggen, of niet.


2.

De handdruk wordt gevolgd door een vooral heel beleefde omhelzing. De laatste keer, zo lang geleden, waren het beleefde kussen op de wang en de standaard woorden: “We zien elkaar bij een volgend project.”


“Willemijn”, ik houd even in. Het vorige project komt in vogelvlucht voorbij. Waar het bijna fout ging en we ongemerkt het voorbij lieten gaan zonder dat iemand het opmerkte. Grappig dat het zo dicht bij elkaar ligt opgeslagen in de hersenen.


“Zie hier ons volgende project, zien of we de overkant bereiken.” We stappen het wad op en zakken gelijk een centimeter of vijf. “Lek… blijft dat zo?”


Er hoort nog een zin in een woord bij haar vraag, deze komt niet. “Willemijn!”


Het project is gestart. Zij had vast een andere verwachting van wadlopen. Meer richting zand, water, wind en zeehonden. “Zolang de mensen die voor je lopen zo bewegen als ze nu doen, blijft het zo.”


Ze pakt mijn onderarm beet en gebruikt mij als stok. Het voelt goed. Willemijn doet veel moeite, ik zie dat ze dit niet gewend is. Wil ze doorzetten, de overkant halen? Wat ze niet weet is dat ze wel zal moeten, het water haalt ons in als we er te lang over doen.


“Er is maar één doel: de overkant. Geniet van de weg Willemijn, al is deze hier helemaal onverhard.” Alsof het zo moet zijn, vliegt er een meeuw over ons heen die wat laat vallen, net half op de arm die mijn arm vasthoudt.


“Oh, dat heb ik nu altijd, ik lijk wel het toilet van anderen. Heb ik net al het gezeik van iedereen achter me gelaten, komt hier zo een vrolijke hannes even zijn behoefte doen en vliegt hij door alsof er niets aan de hand is.”


Overvallen doet ze me enigszins wel met deze woorden. Willemijn, altijd zo keurig in haar uiten, de perfectionist, en dan dit. Waarschijnlijk omdat ik stil ben, ontlokt het haar een excuus. Snel reageer ik: “Wees vooral jezelf, Willemijn. De poep zal ik zo van je mouw vegen als we iets verder zijn en het water wat schoner is.”


“Dat kan ik heel goed zelf hoor!” Ze klapt het er zo uit.


“Zo Willemijn, de toon is gezet. Ik vermoed dat jij alles zelf kan en misschien wel perfect ook. Vandaar dat je hand op mijn onderarm ligt en je ook precies op het goede moment uitwerpselen van een meeuw, die hier woont en uitgebreid zijn behoefte doet waar het hem uitkomt, opvangt.”


Nog is het niet klaar. “Jij bent er niet aardiger op geworden, denk niet dat je alles tegen me kunt zeggen omdat je mij hebt gered bij die presentatie destijds. Ik heb je toen direct bedankt met een kus op je hoofd. Dat je met een stalen gezicht zo de waarheid iets anders vertelde zonder te liegen, maar ook ons voor een heel nare situatie hebt kunnen behoeden, daar hoef ik toch niet eeuwig dankbaar voor te zijn.”


Ze is amper klaar met praten of ze stapt in een wat dieper gelegen stukje, verliest haar evenwicht en valt half tegen me aan. Ik pak haar vast, doe een stap naar voren om haar op te vangen en door te laten lopen. Dat lukt. “Heb ik je weer gered Willemijn… Aardig, nietwaar?!”


Wat ik eerder bij haar zag, herhaalt zich. Het lukt haar niet dit te verbergen. Zwijgen hierover past het beste.


“Geniet van het uitzicht Willemijn, laat even alles achter je en kijk om je heen. Vooraan lopen ze al op hardere grond.” Het is wederom prachtig om de zon op te zien komen, het wad bij wijze van spreken te zien leeglopen en het eiland dichterbij te zien komen. Ik geniet met volle teugen, hoe de wandeling en het gesprek ook verlopen.


In stilte lopen we verder en we passeren een aantal mensen, omdat ons tempo iets hoger ligt. We lopen wel wat meer van de groepjes af. “Hoe sta jij in het leven… als ik het vragen mag? Wil even niet over mezelf praten, maar dat begreep je natuurlijk al”, vraagt ze zonder mij aan te kijken. Met een antwoord als ‘hetzelfde als toen’ is het zo klaar, dat wil ik mezelf niet aandoen. Of ruik ik iets en wil ik proeven wat het is?


“Dat mag je vragen natuurlijk. Is het een idee dat we het gesprek gelijk op laten gaan, onderbreek me wanneer je wilt zodat we een kijkje in elkaars leven nemen. Jouw leven kan toch niet zo erg zijn nu dat je er niet over wilt praten. Geniet van de frisse lucht, haal diep adem en…”


“Je bent nieuwsgierig hè, je wilt weten waar ik sta.” Ze kijkt me ondeugend aan. “Net zo goed als jij het van mij wilt weten, Willemijn. Ik heb het idee dat je…” Ze stopt met lopen en pakt mijn hand. “… dat ik even meegenomen wil worden, niet zelf hoef te beslissen. Gewoon naar de overkant lopen en jij leidt me… door jouw leven en… kom op zeg… we weten wie we zijn en kennen elkaar niet. Daar mag toch wel beetje verandering in komen?! Ik zie wat jij bij mij ziet. Je ogen spreken, net als toen, maar dat had ik niet door, wist niet van het bestaan af, jij evenmin vermoed ik. Laat het wad ons dichter bij elkaar brengen… Frisse lucht… ik heb er behoefte aan… Geef mij jouw geluid als je wilt of wil je horen: … als u wilt?”


“Duidelijk, Willemijn. De weg terug is een andere.” Ik knijp zachtjes in haar hand en doe een stap voorwaarts. “Fijn…”, zegt ze zachtjes.


3.

We zijn nog geen minuut verder of ze houdt me staande. “Ik geef me niet snel, kan je dat aan?” Zonder haar aan te kijken, zeg ik: “Mij leer je pas kennen als we veel verder zijn, ver voorbij de terugweg. Wat jij gezien hebt, zegt meer dan voldoende.” Willemijn staart over het wad. “Vergaand is bij jou echt vergaand, is het niet? De weg terug is de weg erheen…” Ze loopt verder en begint te praten.


“Wat gebeurt er? We spreken alleen nog maar, we hebben het nu al over heel vergaand, ik voel het door mijn hele lijf en ik verlang naar woorden die mij leiden. Het voelt zo heerlijk en raar tegelijk. Geen idee wat er gaat ontstaan en nu al het gevoel dat het niet mis kan gaan, alleen met mij… Dat ik anders reageer dan je verwacht.”


Inmiddels lopen we op het zand, het slik achter ons latend.


“Ik verwacht helemaal niets, Willemijn.”


Met twee handen schep ik wat water uit een plasje en laat dat over haar mouw vallen. Het uitwerpsel is vers genoeg om deels zo van de mouw van haar jas af te glijden. Ze knielt bij het plasje en doet met een hand hetzelfde.


Zou ze ooit zo geknield voor me staan? Nu voel ik er nog helemaal niets bij. Zou ik ooit zo dicht bij haar komen dat we…?


“Nu ga ik al op mijn knieën voor je, zodat jij niet hoeft te bukken.” Schuin omhoogkijkend, haar haar waait voor haar gezicht, ik heb net genoeg gezien dat haar ogen geen moment twijfel laten zien, nodigt ze me uit naast haar te knielen. Eenmaal vlak bij haar, was ik de overgebleven resten weg en zeg ik: “Wees vooral jezelf Willemijn, doe niets waarvan je denkt dat ik het leuk vind, wil horen, wil zien.”


Voorbijgelopen door de hele groep zijn we weer de laatsten. Een hulpgids steekt zijn duim op. Ik doe hetzelfde. “Kom, nu is het wad belangrijk, boeiend zou ik haast zeggen, maar dat is een flauwe opmerking.”


Een schoen van haar staat wat dieper in het zand. Weer dreigt ze te vallen, maar ze slaat resoluut mijn uitgestoken hand weg. “Als je het maar stevig doet, dat vind ik lekker, maar eerst zal je me…”


“Je gaat ervan uit dat ik je eens ga boeien, Willemijn?”, onderbreek ik haar. “Het is nog een lange weg voor we in de richting ervan gaan. Je mag doordraven natuurlijk, dan zie je alleen niet welke richting het opgaat… ‘Naar de overkant gaan’ zijn maar een paar woorden, onderweg zal blijken waar we heengaan. Ik vermoed dat de overkant nog ver weg is.”


Zonder enige opzet lopen we beiden een andere kant op om een heel grote plas te ontwijken. De komende minuten gebruik ik om even mijn gedachten te ordenen.


‘Stevig’ is het toverwoord, voorlopig zal het slechts heel subtiel zijn en moet ik besluiten hoe haar te benaderen en mee te nemen, te leiden naar de overkant zoals ze aangaf en dat ze niet hoeft te beslissen. Dat laatste wordt haar grootste zorg, ze gaat beslissen of zij met mij meeloopt.


Ik loop niet met haar mee. Mijn weg leidt niet naar stevig, maar naar ver, misschien wel ongelooflijk ver. Zelfs gruwelijk ver, ze raakt me en maakt iets los waarvan ik niet eens wist dat het aanwezig was.


4.

Opvallend hoe makkelijk we weer even terug in de tijd stappen en de ervaringen op het wad (wat is het toch ontzettend mooi) afwisselen met zwijgen. Niet het ongemakkelijke zwijgen, maar het in stilte genieten van wat net achter ons ligt en het zien van mogelijkheden die misschien op ons pad voorbijkomen.


Alle twee wonen we alleen, al langer met BDSM bezig en beiden hebben we mooie en minder mooie ervaringen. We delen het BDSM-verleden en luisteren aandachtig. Wat zit waar, waar zit het… wat is er nog niet ontdekt? Ik merk dat we elkaar heel voorzichtig aftasten en dat, zo makkelijk als ze ‘u’ tegen me zegt in zinnen, brengt me op het idee dat ze of mij uitprobeert of dat het zo gewoon is om te doen. Het schept afstand en brengt ons dichter bij waar we naartoe praten.


“Hier op het wad kan ik net zo onderdanig zijn als in een ruimte die ik niet ken. Als de sfeer er niet is, ben ik er ook niet.” Willemijn gaat voor me staan. “U neemt me pas mee als u dat wilt, hè?!” Ik hoef niet te knikken, mijn ogen stralen voldoende uit hoe ik erover denk. Misschien over een halve minuut, misschien over een week.


“Bij de groep blijven, Willemijn.” Heel licht draai ik haar van me af. “Alert blijven op waar je bent, het water haalt ons in als we er te lang over doen. Blijf ook alert op de ‘u’, maar vanaf nu vooral op mij.” Ze kijkt direct om en slaat haar ogen neer, zonder glimlach.


We lopen naast elkaar. “Wacht u op me als we er zijn? Ik ken het tempo niet.” Snel antwoord ik haar dat we de groep makkelijk bij kunnen houden en het leuker is om samen te lopen.


“Eh… ik bedoel als we… Als u en ik… U en deze sub elkaar… Ik weet niet welk tempo u gewend bent.” Willemijn haalt diep adem. Het lijkt alsof het eruit is en we verder lopen met een opdracht.


Ik geniet van haar woorden en denk even helemaal nergens aan. Ik kijk naar de vogels, naar de zeebodem die straks weer onder water staat ofwel het water draagt.


“Niet te hard lopen, Willemijn.” “Mijn eerste opdracht, dank u!”


We gaan deels op in een groep om twee wat dieper gelegen stukken te vermijden. Ze loopt voor me uit en even ben ik haar kwijt. Het moment dat ik niet omkeek toen ik richting het wad liep. Toen was Willemijn er nog niet. Nu lopen we samen ergens heen en vraag ik me af of ik haar ga afremmen of dat ik inspeel op het enthousiasme. Gaat het om mij of om gewoon iemand die haar kan leiden?


5.

Het water scheidt ons langer dan ik dacht. Willemijn is in gesprek met de mensen om zich heen. Verdwijn ik in de groep en zie ik haar aan de overkant? Kijken of ze me opzoekt. Misschien was het een opwelling van haar, ging ik iets te makkelijk mee of te langzaam.


Het water scheidt ons niet langer en als de verschillende groepen zich mengen, ben ik haar min of meer kwijt. Opgeven doe ik het niet, accepteren wel net zo makkelijk. Haar gezicht staat op mijn netvlies. Het schitterende wad vervaagt wat eens Willemijn was.


Flarden komen terug van het eerste deel van deze wandeling. Komen we elkaar aan de overkant of eerder weer tegen, dan ontmoet ze alleen de dominant in mij. Deze vrouw is geïnteresseerd in de dominant, hij… ik moet haar direct meenemen. Daar zal het antwoord liggen of zij zich mijn sub gaat voelen. Wil ze mijn tempo volgen? Wil ik haar meenemen?


Ik zorg ervoor dat ik net buiten het bereik van een groep mensen naast me blijf. Wil op dit moment geen gesprek voeren. Ik laat de dominant spreken. Hij beslist. Het voelt goed met haar. Dat ze zich snel verveelt is iets waar ik zeker rekening mee moet houden.


“Edward…?” Ik kijk in de richting waar het geluid vandaan komt. Willemijn! Mijn ogen gaan naar de grond en kijken haar weer aan. Ik herhaal het langzaam.


“Ik kon even de spanning niet aan… Edw… meneer. Nerveus. Nerveus ben ik. Het idee dat u met mij heel ver gaat, laat mij niet los. Natuurlijk wil ik het graag, maar kan ik het aan denkt u? U loopt door, nietwaar, ik moet volgen. Omdat ik het wil… Ik ben best wel een beetje ervaren hoor…”


Zwijgend lopen we verder, ze mag me volgen. “Willemijn… ik houd je niet vast, maar laat je ook niet los. Plat op de grond liggen, nu… zou je daar gevolg aan geven?” Even kijkt ze om, slaat dan haar ogen neer en zegt: “… alstublieft, laat me op de grond liggen.”


“Voor me uit lopen tot we aan de overkant zijn, niet omkijken Willemijn!” Ik wacht tot ze begint te lopen. Ze wrijft met haar handen over haar gezicht en maakt een heel klein sprongetje. Het lijkt erop dat ze gaat huppelen.


“Lopen Willemijn”, zegt ze, duidelijk hoorbaar.


6.

Vervelen deed ze zich snel bij het project destijds. Ze wilde opdrachten, veel opdrachten, voerde deze perfect uit en kwam ook steeds met ideeën. Niets was haar te veel. Willemijn en opdrachten, ook het kunnen afwachten is een opdracht, dat wil ik haar zien doen, met haar hart. Gretig zijn, maar met het vermogen te wachten tot het is.


De laatste kilometers, het vaste (ei)land komt snel dichterbij. Ongetwijfeld dragen de wandeling, de typerende lucht en Willemijn haar zijn bij tot het ongekende kijkje in mijn gedachten. Maakt zij dit los in mij en ben ik zover dat ik me gewoon laat gaan, me niet inhoudt, maar wel mezelf onder controle houd? Ik wil het met haar beleven, dat zij in mijn handen valt.


Niet te dichtbij komen en toch verdergaan omdat we zo dicht bij elkaar zijn. Ze loopt nog geen twee meter voor me, ik pas mijn tempo aan het hare aan. Gaan we minnen? Kussend de dominant en sub verder in elkaar opzoeken?


Nog voor we van het wad af gaan, ligt deze vrouw op de grond. Het voordeel is dat de toon direct gezet is. Zij doet het en ik wil het. We gaan dan een drempel over die ons sneller brengt waar we beiden willen zijn. De manier waarop is nu zo veel mooier. Vlak voor we het slik naderen en de laatste honderden meters weer zwaar zijn, loop ik iets sneller om naast haar te gaan lopen. Ik kijk naar rechts. Een sub die vol spanning op een verlossend woord wacht. Het besluit dit te geven en het vervolg af te wachten, heb ik genomen. Net als ik haar voorbij ben zeg ik: “Nu Willemijn, nu!” Als een volleerd acteur valt ze over haar eigen voeten en blijft ze liggen. Een enkele stap loop ik door, kijk om me heen. De groep is ver genoeg weg om niet direct te helpen, ga dan terug en kniel bij haar.


“Alles wil ik Edward, alles! Anders zie je me nooit meer terug”, sist ze, om vervolgens heel bedeesd te vervolgen: “Meneer, excuus… uw sub lette niet goed op en viel over haar eigen voeten.”


“Alles Willemijn, alles… wat mijn sub ook gewend is, meegemaakt heeft, het zal in schril contrast staan met wat ik voor je in petto heb. Die brutale bek heb je voor het laatst opengedaan.” Ik sta op zonder haar te helpen. Wederom steek ik een duim omhoog naar de gids. De anderen ploegen al door het slik. Willemijn zal kennismaken met het slik.


Als ze weer bijna naast me loopt en het slik zich aankondigt, vraagt ze wat we na deze wandeling gaan doen. “Met de boot terug, na een lunch en jij je daarvoor opgeknapt hebt.” Ze slaat wat zand van zich af en zegt: “Het valt mee, hoor.” Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik haar aan. Ze begrijpt het direct.


“En jij… meneertje, dacht dat ik…”


“Willemijn, pas op!” Voor het eerst raak ik haar in een andere sfeer aan, een fractie van een seconde pak ik haar kin beet en kijk ik haar diep aan. Ik laat haar niet te lang wachten, maar tussen het ‘Nu Willemijn, Nu’ en een daadwerkelijke actie van haar zitten vast meer dan drie tellen.


7.

We zwijgen en de spanning is zo groot tussen haar en mij dat ik even niets zeg, het zou er op een te hoge toon uitkomen.


Het blijft zo enerverend mooi, het wad, dat zelfs het lopen door het slik een bepaalde uitdaging is. Geen enkele seconde twijfel ik aan haar. Ik wil Willemijn. Punt uit. Komen we samen ergens, tussen nu en het afscheid op een moment vandaag… of morgen, het is zaterdag. Hoewel ik haar agenda niet ken, ga ik er een heel klein beetje van uit dat soms een beetje schuiven in de agenda bijzonder zinvol kan zijn.


Ik vraag haar of ze nog andere afspraken heeft vandaag. Ze schudt haar hoofd, maar kijkt me niet aan.


We zijn nog niet halverwege als ik “Nu Willemijn, nu!” zeg. Ze aarzelt duidelijk waarneembaar, loopt een aantal stappen verder en, net als ik denk dat ze het niet gaat doen, maakt ze een volleerde schijnbeweging alsof ze valt. Ze stort nu echt theatraal plat op haar buik in het slik, richt haar hoofd op en schreeuwt: “Oh wat erg, wat erg!” Als ik haar niet kende, zou ik haar geloven.


Nog voor ik bij haar ben, staat ze weer op. “Nu uw zin, meneer? Reken erop dat je dit gaat vereffenen.” Ze tikt op mijn borst, maar kijkt me niet aan. “Ik ben geil,” fluistert ze, “doe er alstublieft wat aan, meneer. Praat met me, neem me mee in uw gedachten. Nu!”


In het zicht van de gidsen, maar zonder dat zij denken dat wij hulp nodig hebben, lopen we het laatste stukje naar het vasteland.


De zwarte modder van haar kleding vegen is zinloos. Met een tissue maak ik haar gezicht schoon. “We zouden rustig kunnen beginnen Willemijn, maar bij elke stap denk ik dat de vonken ervan af gaan vliegen.” Ze onderbreekt me. “Dat voelt u goed aan. Wat er nu in mijn slipje gaande is, is niet het gevolg van een binnenbrandje, maar van uitslaande brand. Het woord ‘brandmeester’ wil ik niet horen, maar ik wil wel voelen hoe de brand geblust wordt.” “Dat zal deze sub voelen, misschien wordt het wel gecontroleerd uit laten branden, waarbij oplaaiende vuurtjes wel bestreden worden.”


“Waar gaan we heen?”, vraagt ze als we op gras lopen. “Naar de wasplaats. Daarna zoeken we een winkel op voor nieuwe kleding voor deze sub. Je slipje…” Niet eerder heb ik gedachten gehad als ‘naar binnen glijden tussen je zeiknatte schaamlippen’, maar was er nu niemand in de omgeving dan hing ze aan me op dit moment. Nog tijdens het lopen kussen we elkaar.


Bij de wasplaats laat ik haar even alleen. Op de dijk is een klein van-alles-wat-winkeltje. Zij hebben vast wel een trainingspak-achtig iets.


Willemijn staat op blote voeten met een natte broek aan, wel schoon van de modder. Verder draagt ze een beha en soort van t-shirt. De verdere kleding ligt naast haar op een hoopje, drijfnat van het koude water. Ze kijkt in mijn richting en ik houd een zwarte broek en trui omhoog. Ze zwaait. Ik neem aan dat het goedgekeurd is.


Even later lopen we met een zak vol vieze kleding en schoenen naar het dorpje en bij een klein hotel-restaurant vragen we of we een kamer voor een uur kunnen huren om te douchen.


“Alles is vrij. Zolang je wilt, jullie kunnen ook blijven slapen.” Willemijn kijkt direct een andere kant op. De beslissing is aan mij, denkt ze, al hoef ik nog niet te reageren op zijn laatste opmerking.


“In ieder geval douchen we. We willen graag beiden een kop thee en de kaart.” Willemijn wil gaan zitten. “Eh…”, zeg ik. Ze pakt het weer meteen op. “Tot de auto in ieder geval Willemijn, wees de sub die je zijn wilt. Ik neem je mee.”


“Mag uw sub ook zitten?” Ik knik. De man is ver genoeg weg om het niet gehoord te hebben. Het vermoeden dat Willemijn dat helemaal niets interesseert, laat ze de komende momenten bevestigen.


“De situatie, Willemijn. Wie wacht op jou? Op mij wacht niemand.” Enigszins hard antwoordt ze: “Ik heb een man die niet scheiden wil, niets met BDSM heeft en mij niet begrijpt, laat staan mijn sub-gevoelens. Dat aan deze gevoelens wel wordt beantwoord, zorg ik natuurlijk voor. Al twaalf jaar ontmoet ik dominante mannen…”


De man zet twee kopjes thee neer en een blad vol diverse glazen potjes met losse thee erin. Weer eens wat anders. Hij geeft mij een sleutel. “Kamer negen, bad en aparte douche. Als ik kleding moet wassen, laat gerust weten. Is zo klaar.”


Willemijn praat gewoon verder als ze de thee voorbereid. “… zelfs een paar keer een vrouw… en dat is ook onwijs mooi hoor, zo anders…”


De man knipoogt naar me en zegt zachtjes: “Ik hoor wel wanneer mevrouw zover is. Derde deur links op de eerste verdieping, uitzicht op het wad.”


“Subtiel en stevig, wat is daar nu zo moeilijk aan? Mijn man… ach, we zullen er wel uitkomen, uit de scheiding. Het kost hem geld en dat doet hem pijn. We verdienen evenveel, maar er moet natuurlijk wel iets geregeld worden.” Ze legt een hand op mijn onderarm. “Meneer, het jeukt, ik heb me al heel lang niet zo geil gevoeld. Kunnen we op de kamer uit de voeten of…” Ze kijkt rond en zegt vragend, verlangend: “Hier is vast geen ingerichte ruimte.” “Hebben we niet nodig Willemijn, let alleen maar op.”


Ze neemt een slok van de thee en brandt haar tong.


8.

Willemijn vloekt en zet het glas weer neer. Als ik haar de sleutel geef, kijkt ze mij teleurgesteld aan. “Opfrissen en als ik niet kom, neem je hier gewoon weer plaats.” Ze graait de sleutel uit mijn hand, zegt duidelijk hoorbaar: “Lul, ik red mezelf wel. Zelfbevrediging is nog steeds het lekkerst, ik fantaseer wel iets…” Ze schuift vervolgens haar stoel naar achteren en staat op.


Vlak voor het naar binnen gaan, kijkt ze nog even om. Ik steek mijn wijsvinger op: ‘let op’, zonder woorden. Het gebaar dat ze maakt, komt nog het dichtst bij de neus ophalen.


In de minuten die erop volgen, denk ik aan alles wat ik met haar zou willen doen. Houd ik haar heel kort of geef ik haar direct de volle laag? Hier blijven zitten betekent ook een beetje negeren, uitstellen en misschien het moment voorbij laten gaan. Ik besluit straks naar boven te gaan, naar binnen te gaan om haar te laten zien wat ik met haar wil, bedenk waar zij naar verlangt.


Fantaseert ze al en zijn haar vingers bij haar clitoris, dan scheld ik haar de huid vol. Dan heeft ze maling aan me en zal ze van goeden huize moeten komen om mij voor zich te winnen.


Wat ik niet verwacht, is dat ze haast verlegen op mij wacht. Ik bereid me voor op de verschillende mogelijkheden en loop naar de kamer. Het hele pand is van hout, alles kraakt. De laatste meters loop ik heel zachtjes naar de deur, luister bij de deur en klop na vijf seconden. Het blijft doodstil aan de andere kant van de deur. Voorzichtig duw ik de deurkruk naar beneden. De deur is niet op slot.


Ik schrik niet, maar ben zeer verrast als ik Willemijn in de hal zie. Ze draagt een slipje en beha, het haar is los en blijft net achter haar oren zitten. De ogen naar beneden gericht.


“Welkom meneer, uw sub is klaar en al haar grootspraak is buiten de deur gebleven. Neemt u mij… neemt u mij zoals ik ben. Mijn tong is scherp, maar ik weet te zwijgen. Mijn ervaring is groot, dit telt echter niet als u mij… als u deze sub juist weet te raken. Doet u mij pijn, met woorden en/of met daden.”


Ik sta nu voor haar. “De waarheid, Willemijn…” Ik weet dat ze een orgasme heeft gehad, ik voel het gewoon, haar stem klinkt anders. Zit ik ernaast, dan ben ik gezien.


Willemijn weet waar ik op doel. Speelt ze toneel of zegt ze de waarheid?


“Meneer… ik fantaseerde op weg naar deze kamer dat u mij liefhad en in mijn oren fluisterde wat u met een sub als ik van plan bent… Ik stopte op tijd, maar een seconde later hield ik het echt niet meer en kwam ik klaar…” Willemijn draait zich om en zwijgt.


Haar schouders gaan omhoog, ze wacht op mijn reactie.


9.

Ik wil vooral dichter bij haar komen, maar de afstand bewaren. Alles wat ze verwacht moet ik niet doen, in ieder geval nu niet. Uiteraard zal ik haar ook niet negeren.


“Op de stoel, Willemijn. Ik ga douchen, wacht tot ik je bij me wens.”


Rustig kleed ik me in de badruimte uit. Heb niet gewacht op het moment dat ze gaat zitten. Ze heeft mijn woorden op te volgen. Vertrouwen wil ik haar, zij mag het laten zien. Het is zeker niet uit lustgevoel, het idee haar vlak bij me te willen hebben, haar te omarmen en te knuffelen wordt met de minuut groter. Niets zal ze ervan merken, slechts gedoseerd probeer ik een en ander. Haar als sub benaderen is de eerste stap. Het mengt wel, of niet.


Snel douche ik me, zodat mijn lichaam weer fris ruikt.


“Willemijn, kom bij me en kom in de doucheruimte.” Even later staat ze voor me. De stortdouche doet zijn werk als we vlak bij elkaar staan. We hebben het, maar geven we ook toe eraan? Het verlangen is groot, Willemijn doet een heel klein stapje in mijn richting, we zijn enkele centimeters van elkaar verwijderd.


“Ik neem je zoals je bent, zal ook niet anders willen.” Onze lippen zoeken elkaar op, aarzelend, licht rakend, handen helpen om de lichamen één te laten worden onder de douche.


Haar hoofd neem ik in mijn handen en zeg: “Ik neem de sub zoals zij is.”


“Zij is hier, leer haar kennen alstublieft. Al op het wad wilde ze zich aanbieden. Ik houd het echt niet langer, doe er wat aan… meneer.” Haar toon is zo anders dan eerder. Ze biedt zich niet aan, dit is Willemijn die lucht wil hebben, die de ruimte in wil. Zonder aarzeling gezien worden, ertoe doen.


“Vertel me niets, doe wat u wilt doen met mij. Niet met een sub, maar met mij.”


Daar raakt Willemijn mij in het hart. Het gaat om haar, niet om zomaar een handeling.


“Het gaat ver, ik waarschuw je, langzaam maar zeker… Willemijn.” Ik kus haar op haar voorhoofd, pak haar handen beet en zeg: “Laten we elkaar wassen, daarna gaan we in bad en vertel ik je wie ik ben… We slapen niet in hetzelfde bed vannacht, Willemijn.” Ze duwt haar lichaam tegen het mijne. “Ik weet het meneer, ik weet het.”

 
 
 

Commentaires


bottom of page